Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij hebt [16]zeer milden regen doen [17]druipen, o God! en Gij hebt Uw [18]erfenis gesterkt, als zij mat was geworden. 16. Hebr. regen der mildigheden, of liberaalheden. 17. Of, gesprengd, gelijk wanneer iemand iets met water besprengt, sprengende dat hier en daar. 18. Te weten, het land Kanaan, gelijk blijkt in het volgende vers dat hebt Gij bezord als uw eigen erfgoed, verversende datzelve door regen, als het van droogte gelijk als moede en mat was. Verg. Deut.11;11,12, en zie Ex.15:17; 2 Sam.20:19; Jer.2:7, en Jer.50:10,11. Sommigen voegen het woord erfenis bij het voorgaande lid aldus: Gij hebt uwe erfenis met een milde regen bedropen.